In een vonnis van de Rechtbank Gelderland dat recent werd gepubliceerd, oordeelde de rechter over de vraag of een product dat veel gelijkenissen toont met een gezelschapsspel van een concurrent, als ‘slaafse nabootsing’ moest worden aangemerkt. Zo ja, dan is er sprake van een onrechtmatige daad en kan er een verbodsactie worden ingesteld. De ‘nabootser’ kan dan bijvoorbeeld verboden worden om het product nog langer te koop aan te bieden. In deze blog bespreken we aan de hand van van dit vonnis wat het leerstuk van ‘slaafse nabootsing’ nou precies inhoudt en wanneer dit opgaat.
Feiten van de zaak: “slaafse nabootsing”?
Waar ging het nou precies om in deze zaak? Bedrijf X had een gezelschapsspel gecreëerd en op de markt gebracht. Het spel bestond uit een glazen pot waarin kaartjes waren gestopt met daarop diverse (levens)vragen en dilemma’s geformuleerd. Via de kaartjes werd getracht een gesprek tussen de deelnemers van het spel op gang te brengen. Het beeldmerk (logo) was door Bedrijf X geregistreerd bij het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom. In 2018 werd Bedrijf X door Bedrijf Z benaderd met de vraag of zij het gezelschapsspel konden inkopen om deze als geschenk in een bepaald kerstpakket op te nemen. De prijs die door Bedrijf X werd gevraagd voor het spel vonden ze echter te hoog. Uiteindelijk heeft Bedrijf Z een ander spel in hun kerstpakket opgenomen wat sterke gelijkenissen toonde (ook een glazen pot met “vragenkaartjes”) met het gezelschapsspel van Bedrijf Z. Bedrijf X vindt dat Bedrijf Z onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door haar spel slaafs na te bootsen en eist dat Bedrijf Z de verkoop van het spel stopt.
Wanneer is nabootsing van een product onrechtmatig?
Of je nabootsing nou naar haar aard verkeerd vindt of juist ziet als een voorwaarde voor economische vooruitgang: vanuit een ondernemingsperspectief kan een ‘slaafse nabootsing’ van jouw product desastreus zijn. In Nederland is nabootsing onder bepaalde omstandigheden onrechtmatig, óók indien jouw product niet (langer) wordt beschermd door het intellectuele eigendom.
Let wel: als uitgangspunt geldt dat nabootsen is toegestaan indien een product niet beschermd wordt door het intellectueel eigendomsrecht.
Wanneer is er nou sprake van onrechtmatige nabootsing? Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad vloeit voort dat nabootsing slechts dan onrechtmatig is indien door de nabootsing -kort gezegd- verwarring bij het publiek valt te duchten en de concurrent tekortschiet in zijn verplichting om bij dat nabootsen alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om te voorkomen dat door gelijkheid van beide producten verwarring ontstaat. Indien er onnodige verwarring wordt veroorzaakt, is er sprake van oneerlijke mededinging. Hiertegen kan op grond van de onrechtmatige daadsactie worden opgekomen.
Verwarringsgevaar bij namaakproducten
Er moet dus verwarring (kunnen) ontstaan tussen beide producten. De Hoge Raad overweegt dat hierbij alle relevante omstandigheden moeten worden meegenomen. In ieder geval is vereist dat het oorspronkelijke product een ‘eigen gezicht’ heeft op de relevante markt. Dit betekent dat het product zich moet kunnen onderscheiden van andere, gelijksoortige producten op de markt. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met:
- De totaalindruk (overeenstemmende en afwijkende elementen) van beide producten.
- De aard en hoeveelheid gelijksoortige producten die zich op de markt bevinden. Het is dus vanuit juridisch oogpunt belangrijk om zo snel mogelijk op te treden tegen namaakproducten. Hoe meer nabootsingen er op de markt komen, hoe sneller het ‘eigen gezicht’ afneemt. Dit noemt men ook wel ‘verwatering’.
- De deskundigheid van het doorsnee publiek dat in aanraking komt met het product.