Misschien is de storm van verontwaardiging over de link tax en het uploadfilter grotendeels gaan liggen, maar feit blijft natuurlijk dat de DSM-richtlijn uiterlijk 7 juni 2021 in Nederland moet zijn geïmplementeerd. Ondertussen is er al een concept wetsvoorstel gepubliceerd, en blijkt dat er is gekozen voor “de verplichting van platformaanbieders” (artikel 17), in plaats van ‘de aanbieder van een online dienst voor het delen van content’. De platformaanbieder staat dus centraal in artikel 17 van de richtlijn (het ‘uploadfilter-artikel’). Betekent dit nou dat ieder online platform een uploadfilter moet implementeren? In deze blog leggen we het je uit.
DSM-Richtlijn
De DSM-Richtlijn (DSM staat voor Digital Single Market) wordt ook wel de nieuwe auteursrechtrichtlijn genoemd omdat het huidige auteursrecht op enkele belangrijke vlakken door de richtlijn wordt aangevuld. De richtlijn heeft als belangrijkste doel om artiesten, auteurs en andere uitvoerende kunstenaars een eerlijkere beloning te geven en de zogeheten value gap te verkleinen. Kort gezegd is de value gap het gat tussen het geld dat internettussenpersonen als platforms (denk aan YouTube, Facebook, etc.) maken met het toegankelijk maken van auteursrechtelijk beschermde content en het geld dat de desbetreffende maker (de artiest in kwestie) ontvangt. De platformen bieden internetgebruikers immers de mogelijkheid om alle denkbare soorten content met elkaar te delen (die veelal auteursrechtelijke bescherming genieten), zonder dat zij daarvoor de noodzakelijke toestemming van rechthebbenden (de artiest, auteur, etc.) hebben gekregen. Het ‘uploadfilter’, zoals opgenomen in artikel 17, is misschien wel de meest controversiële wijze waarop de europese wetgever dit gat probeert te verkleinen.
Artikel 17, het uploadfilter
Na heel wat gelobby heeft het uploadfilter officieel een plek gekregen in de richtlijn, en welteverstaan in artikel 17. De wetgever beoogt – zoals gezegd – een oplossing te bieden voor de value gap en heeft hiervoor een aantal gedurfde stappen gezet:
- De europese wetgever heeft ervoor gekozen om de aanbieder van een online dienst (i.e. de platformaanbieder) als openbaarmaker te kwalificeren op het moment dat het platform aan het ‘publiek toegang verleent tot auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die door de gebruikers ervan zijn geupload’.
- De platformaanbieder moet in principe toestemming hebben (licentie) van de rechthebbenden om auteursrechtelijk beschermde content aan het publiek beschikbaar te mogen stellen.
- Geen voorafgaande toestemming gekregen? Dan pleegt het platform in principe een auteursrechtinbreuk (en is het platform dus aansprakelijk), tenzij, kort gezegd, het platform alles in het werk heeft gesteld om de toestemming te verkrijgen en kan aantonen dat het alles in het werk heeft gesteld om inbreuken te voorkomen (bijvoorbeeld door het implementeren van een uploadfilter). Let wel, platformen hoeven pas te filteren, nadat rechthebbenden (een artiest, auteur, componist) het platform daartoe relevante en noodzakelijke informatie heeft vertrekt. Er is dus geen sprake van een algemene monitorverplichting.
- Op het moment dat een platformaanbieder een melding heeft ontvangen van een inbreuk, moet het prompt handelen door de content te verwijderen en toekomstige uploads te voorkomen (staydown).
Ben ik een platformaanbieder?
Het filteren van content op mogelijk auteursrechtinbreuken, is duur. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat veel platformen ongerust zijn over het artikel 17. Desondanks is er voor kleinere platforms vooralsnog weinig reden om zich zorgen te maken. De richtlijn ziet namelijk alleen op platformen die:
“als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst geüploade auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken en materialen ordent en promoot met een winstoogmerk“.
Heeft jouw platform geen winstoogmerkt, dan hoef je geen uploadfilter te implementeren. Is het uploaden van content niet ‘een van de belangrijkste doelstellingen’ van jouw platform of verwerkt jouw platform geen ‘grote hoeveelheden auteursrechtelijk beschermde content’? Ook dan val je niet onder de richtlijn. Een aantal platformen zijn bovendien reeds uitdrukkelijk uitgesloten van de toepasselijkheid van artikel 17 (overweging 62 van de richtlijn):
- Aanbieders van opensourcesoftware-platformen (zoals Github);
- Wetenschappelijke of onderwijsgegevensbanken zonder winstoogmerkt;
- Online-encyclopedieen zonder winstoogmerk (zoals Wikipedia):
- Aanbieders van elektronische communicatiediensten (zoals WhatsApp);
- Onlinemarktplaatsen;
- Clouddiensten waarmee gebruikers content kunnen uploaden voor eigen gebruik.
De hamvraag blijft natuurlijk wanneer er nou precies sprake is van een ‘grote hoeveelheid’ of wanneer een platform nou het toegankelijk maken van content ‘als belangrijkste doelstelling’ heeft. Overweging 62 van de richtlijn biedt ons gelukkig, opnieuw, enige houvast. Uit de overweging kunnen we afleiden dat artikel 17 slechts bedoeld is voor die platformen die een belangrijke rol spelen op de markt voor online-content door te concurreren met andere online-contentdiensten, zoals online-audio- en videostreamingdiensten, om hetzelfde publiek. De Europese wetgever heeft vooralsnog dus vooral platformaanbieders op het oog die een dominantie positie innemen in de markt. Bekende voorbeelden zijn natuurlijk Facebook en YouTube.